zaterdag, juni 3

De leider van Al-Qaeda in Irak, de Jordaniër Abu Musab Al-Zarqawi, heeft vrijdag de Iraakse soennieten opgeroepen de strijd tegen de sjiieten voort te zetten en de pacificatie van Irak te verwerpen. De Amerikanen krijgen duidelijk geen vat op de problemen in Irak. Het probleem dateert niet van de laatste 15 jaar. Al sinds de de onafhankelijkheid in 1932 volgde de ene staatsgreep de andere op en heerste er verdeeldheid. Een overzicht bij meer lezenedit: Russische diplomaat doodgeschoten en vier andere diplomaten ontvoerd in Bagdad.
Opmerking: Dit is een vrij volledige geschiedenis. Wie enkel de aanloop van de huidige conflicten wil lezen kan best beginnen lezen vanaf de titel:"1980-1988: Problemen met de sjiïeten en de oorlog met Iran". Deze staat in vet gedrukt. Of bij de titel die daar op volgt: "De Koeweitcrisis en de Golfoorlog (1990/1991)".


1914-1939
In de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw maakte het huidige Irak, net als een groot deel van de Arabische wereld, deel uit van het Ottomaanse (Turkse) Rijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog namen de Britten de belangrijkste Iraakse steden in waarna het gebied overging in een Brits mandaat. Irak werd in 1932 onafhankelijk. Het werd een Hasjemitisch koninkrijk, maar de Britse invloed en militaire presentie bleef voorlopig. Erg stabiel was de jonge staat niet. In 1936 vond er een staatsgreep plaats die een jaar later weer ongedaan werd gemaakt met de moord op couppleger generaal Bakr Sidqi. In 1939 kwam de Iraakse koning Ghazi om het leven bij een auto-ongeluk. Omdat zijn zoon Faisal nog minderjarig was, kwam de feitelijke macht in handen van een regent, Abd al-Ilah.


De Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog sympathiseerden veel Irakezen met Nazi-Duitsland. Dat had deels te maken met het groeiend nationalisme en toenemende anti-Britse sentimenten. De Engelsen hadden nog steeds behoorlijk veel troepen in Irak gelegerd. In 1941 vond er een staatsgreep plaats. De nieuwe machthebbers flirtten met Nazi-Duitsland. Eén van de figuren achter de staatsgreep was de Palestijnse mufti (geestelijke) Sjeik Haj Amin al-Hoesseini, een openlijke bondgenoot van de nazi's en een groot bewonderaar van Hitler en Himmler. Voor Engeland waren de nieuwe machthebbers volstrekt onacceptabel. De in Irak gelegerde Britse troepen en de luchtmacht kregen bevel in actie te komen. Sjeik Haj Amin al-Hoesseini stookte daarop de Islamitische geestelijkheid tegen de Britten op waarna deze in een speciale boodschap aan het Iraakse volk de jihad (heilige oorlog) uitriep. Al na enkele maanden wisten de Engelsen de nieuwe machthebbers te verdrijven.


1945-1958
Na de Tweede Wereldoorlog probeerde Nuri het instabiele Irak, waar Koerden streefden naar onafhankelijkheid en Sjiïeten hun invloed probeerden te vergroten, bijeen te houden en te moderniseren. De bovenklasse en de officieren in het leger bestonden grotendeels uit soennieten. Nuri richtte een eigen politieke partij op, de Constitutionele Eenheidspartij.


Het jaar 1948 was een kritiek jaar. Toen riep Israël de onafhankelijkheid uit, direct gevolgd door een massale militaire actie van de Arabische wereld tegen de pasgeboren Joodse staat. Irak stuurde bijna 18.000 soldaten naar het front. Maar het werd een groot fiasco. In Irak zelf werd wraak genomen op de Joodse gemeenschap van wie een groot deel naar Israël uitweek. Tegen 1952 waren er bijna geen joden meer in Irak.


1958: staatsgreep
De pro-Britse oriëntatie van Nuri al-Said wekte irritatie op bij jongere nationalistische officieren in het leger. Zij vonden steun bij de groeiende linkse oppositie. Nuri was ook tegen pan-Arabische ambities van hen die geloofden dat soennitische Arabieren over de grenzen heen één natie vormden. De Egyptische president Nasser was hun grote voorbeeld. De door Nasser geprovoceerde Suezcrisis van 1956 versterkte deze pan-Arabische gevoelens nog. De oppositie bundelde zich in 1957 in het "Verenigde Nationaal Front". Daarin zat een nieuwe politieke groepering die zich Baath Partij noemde. In het leger hadden de dissidente jonge officieren zich gebundeld in de beweging van "Vrije Officieren". Met steun van de oppositie pleegden die in 1958 een militaire staatsgreep. De koning, de ex-regent en Nuri werden doodgeschoten. De monarchie werd afgeschaft en de republiek werd uitgeroepen.


1958-1963
Na de coup van 1958 werd de sterke man in Irak generaal Abd al-Karim Qasim, die president werd. De tweede sterke man was kolonel Abd al-Salam Arif, die premier werd. Al spoedig kwam het tussen Qasim en Arif tot een breuk. Arif was een typische pan-Arabist en een bewonderaar van de Egyptische president Nasser. Ook waren degenen die Qasim in het zadel hadden geholpen niet te spreken over diens toenadering tot de communistische partij. Het conflict werd vooralsnog beslist ten gunste Qasim die Arif in de gevangenis liet zetten. Qasim botste ook met de Baath partij. Deze had in 1959 geprobeerd een aanslag op Qasim te plegen. Bij het complot was ook de toen nog geheel onbekende 22-jarige Saddam Hoessein nauw betrokken. Na de mislukte aanslag dook hij een tijdje in Syrië en Egypte onder. De Baathpartij ging daarop ondergronds. Onder Qasim maakte Irak in 1961 ook aanspraak op het zojuist onafhankelijk geworden Koeweit. De Irakezen betoogden dat Koeweit in de Ottomaanse tijd een district was geweest van de provincie Basra. De Britten stuurden direct troepen naar Koeweit om de soevereiniteit van de nieuwe staat te garanderen, later werden die troepen vervangen door troepen van de Arabische Liga.


Genereaal Qasim 1963-1968: de gebroeders Arif
In 1963 kwam het tot een staatsgreep waarbij Qasim werd gedood. Arif werd president, al-Bakr werd premier. Er werd een nieuwe elite-eenheid gevormd die de machthebbers in het vervolg tegen staatsgrepen moest beschermen: de Nationale Garde. Arif was een bewonderaar van Nasser en diens pan-Arabische idealen. Hij experimenteerde ook een tijdje met het socialisme door diverse nationalisaties door te voeren die echter niet leidden tot meer welvaart. Arif werd in zijn streven gehinderd door de opstandige Koerden in het noorden en de onrustige Sjiïeten in het zuiden die geen enkele affiniteit met de dominante soennitische Arabische minderheid - laat staan met pan-Arabische eenheid - en met het 'socialisme' hadden. Ook de Baathpartij was intern nogal verdeeld. In 1965 probeerde Arif het tij te keren. Hij kwam in 1966 'plotseling' (?!) om bij een helikopter ongeluk waarna hij werd opgevolgd door zijn broer Abd al-Rahman Arif. In de oppositionele Baathpartij hadden Hassan al-Bakr en Saddam Hoessein de macht steeds meer naar zich toegetrokken. Saddam had in de partij een geheim veiligheidsapparaat opgezet. In 1964 werd Saddam na een mislukte poging tot een staatsgreep gevangengezet. In de gevangenis werd hij opvallend goed behandeld. Na twee jaar wist hij te ontsnappen waarna hij zich wederom toelegde op de vorming van conspiratieve cellen. De jonge Saddam had overigens geen militaire achtergrond.. Zijn oom al-Bakr slaagde er met andere vertrouwelingen uit de Baathpartij in Arif in 1968 af te zetten.


1968-1979: rijzende ster van Saddam Hoessein
Al-Bakr werd president. Hij was ook secretaris-generaal van de Baathpartij en voorzitter van de Revolutionaire Commando Raad - het machtigste orgaan in Irak. Al-Bakr had dus alle touwtjes in handen. Saddam Hoessein werd een van zijn belangrijkste vertrouwelingen. Hij was een specialist in het ontdekken van "samenzweringen" en het organiseren van radicale zuiveringen. In 1969 werd Saddam Hoessein benoemd tot vice-voorzitter van de Revolutionaire Commando Raad. Geleidelijk trok hij steeds meer macht naar zich toe. Na 1975 was hij de feitelijke machthebber in Irak, al bleef al-Bakr nog vier jaar president. De oorlog tegen de Koerden in het noorden ging intussen onverminderd door. De Koerdische leider Mustafa Barzani werd gesteund door de Shah van Iran. Iran en Irak maakten tegengestelde aanspraken op Shatt al-Arab, de smalle waterweg die de Iraakse havenstad Basra met de Perzische Golf verbindt. In 1975 bereikten beide landen overeenstemming over het geschil en beëindigde Iran abrupt zijn steun aan de Koerden in Noord-Irak. In de gelederen van de Koerden kwam het tot een splitsing toen Jalal Talabani zijn Volksunie van Koerdistan (PUK) oprichtte. Barzani stierf in 1979 in ballingschap. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Masoud Barzani. Saddam en al-Bakr hadden het ook toenemende problemen met de onrustige sjiïetsche bevolking in het zuiden. De invloedrijke Iraanse Ajatollah Ruhollah Khomeini had zijn toevlucht in Irak gezocht, maar in oktober 1978 gaf Irak toe aan Iraanse druk om hem het land uit te zetten. De ayatollah vertrok daarop naar Parijs waar hij de Iraanse revolutie voorbereidde. Begin 1979 werd de sjah van Iran van de troon gestoten waarop Khomeini in triomf naar Iran terugkeerde - tot ongenoegen van Saddam Hoessein en al-Bakr die de sjiïtische fundamentalisten bepaald geen warm hart toedroegen.
Saddam Hoessein: een kopie van Stalin en Hitler
In juli 1979 trad al-Bakr af. Hij werd onmiddellijk opgevolgd door Saddam Hoessein. Saddam was in 1937 geboren in Tikrit. Hij was van eenvoudige boerenafkomst en behoorde ook niet tot de elitaire officiersklasse in het leger al pretendeerde hij later wel een militair genie te zijn. In de schaduw van machtige beschermers uit de Baathpartij was hij groot geworden. In die opzichten gelijkt hij op de vroegere Russische dictator Stalin voor wie hij een duidelijke bewondering heeft. Daarnaast is hij een openlijke antisemiet die zich door Hitlers Mein Kampf had laten inspireren. Hij is ook een groot bewonderaar van de Palestijnse sjeik Haj Amin al-Hoesseini die in de Tweede Wereldoorlog de Arabieren had opgeroepen om de kant van Nazi-Duitsland te kiezen. Zijn oom Adnan Khairallah, die de jonge Saddam opvoedde, steunde de pro-Duitse coup van 1941 volledig. Later gaf Saddam financiële steun aan Palestijse zelfmoordterroristen die zoveel mogelijk Joden willen ombrengen. Saddam is net zo meedogenloos als Stalin en Hitler. Ook rond Saddam ontwikkelde zich een persoonscultus. Zijn regime kenmerkte zich al direct door brute terreur en intimidatie. Het begon met een bloedige zuivering onder vermeende tegenstanders in de Baathpartij. Tijdens een cruciale partijbijeenkomst in 1979 rookte Saddam rustig een sigaar terwijl de ene na de andere vooraanstaande partijman na vreselijke folteringen en een 'bekentenis' tot een gruwelijke dood werden veroordeeld. Meer nog dan zijn voorgangers bediende Saddam Hoessein zich van clan- en familiebanden, het verlenen van gunsten aan vrienden en het wegzuiveren van tegenstanders. Zijn eigen al-Majid-clan werd sterk bevoordeeld. Tegenstanders werden op de meest gruwelijke en mensonterende manieren ter dood gebracht.


1980-1988: Problemen met de sjiïeten en de oorlog met Iran
In het Noorden en Zuiden begonnen afscheidingsbewegingen zich weer te roeren. In april 1980 mislukte een aanslag op de Iraakse vice-premier Tariq Aziz, een vertrouweling van Saddam. Een sjiïetische groepering bleek erachter te zitten. Het regime nam wraak en liet de belangrijkste sjiïetische leider ayatollah Baqir al-Sadar ter dood brengen. In het sjiïetische Iran werd met ontzetting op de executie gereageerd. Plotseling ging Saddam weer aanspraak maken op eilandjes in de Perzische Golf die Iran in 1971 geannexeerd had. Ook zegde hij het verdrag van 1975 waarin de kwestie van Shatt al-Arab was geregeld op. In een snelle Blitzkrieg hoopte Saddam de nieuwe en onervaren machthebbers in Iran op de knieën te kunnen dwingen. Maar hij had het fanatieke doorzettingsvermogen van vooral Khomeini ernstig onderschat. Khomeini riep de heilige oorlog uit, het deerde hem niet hoeveel slachtoffers er vielen - zelfs kinderen werden massaal naar het front gestuurd en in groten getale door Iraakse mitrailleurs neergemaaid. In 1982 zette Iran een krachtig tegenoffensief in. Een Iraaks voorstel tot een staakt-het-vuren werd door Khomeini met hoongelach begroet. Tijdens de oorlog tegen Iran probeerde Saddam Hoessein zich intensief met de oorlogvoering in te laten, maar zijn generaals hadden al snel door dat hij geen briljant strateeg was. Ze dwongen hem de beslissingen over de oorlogvoering grotendeels aan hen over te laten (na de oorlog werd een deel van de legerleiding weer weggezuiverd, ook daarin volgde hij het voorbeeld van Stalin). In loop van de oorlog zou het tij dan ook ten gunste van Irak keren. Dat kwam mede door de steeds massalere inzet van chemische wapens (na 1984) op het slagveld - dit was waarschijnlijk een idee van Saddam Hoessein zelf geweest.


De Koeweitcrisis en de Golfoorlog (1990/1991)
De kostbare oorlog met Iran had Irak aan de rand van de financiële afgrond gebracht. Het land kon de enorme schulden niet meer opbrengen. Saddam wierp al spoedig een begerige blik op het rijke oliestaatje Koeweit dat halsstarrig weigerde het enorme bedrag dat het aan Irak geleend had kwijt te schelden. Gaat het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks moet Saddam gedacht hebben. Op 2 augustus 1990 viel zijn leger Koeweit binnen. Vier weken later werd het oliestaatje als negentiende provincie van Irak formeel geannexeerd. Maar Saddam had zijn tegenstanders opnieuw onderschat. Hij had nooit verwacht dat de Amerikanen met succes de wereldopinie (inclusief de Arabische wereld) zouden mobiliseren en een heel leger op de been zouden brengen om Koeweit te bevrijden. President Bush slaagde erin een coalitie van westerse en Arabische landen tegen Irak te vormen. In november 1991 nam de Veiligheidsraad een resolutie aan waarin van Irak onvoorwaardelijke terugtrekking werd geëist. Als dat niet gebeurde zou geweld worden gebruikt. Saddam Hoessein zette de hakken in het zand en trotseerde de wereldopinie.


Op 16 januari 1991 begon een wekenlang bombardement op Iraakse stellingen, gevolgd door een grondoffensief. Saddam probeerde wraak te nemen door scudraketten op Israël en Saoedi-Arabië af te vuren. De Iraakse soldaten, deels al murw gebeukt door de bombardementen, waren geen partij voor de uiterst moderne Amerikaanse tanks. Uit wraak stak Saddam de oliebronnen van Koeweit in brand - een milieuramp van ongekende omvang voltrok zich. Nadat Saddams leger Koeweit in paniek en met zware verliezen verlaten had stond de Amerikaanse bevelhebber generaal Norman Schwarzkopf voor de keus: wel of niet doormarcheren naar Bagdad. De weg naar Bagdad lag vrijwel open. Het besluit viel dat niet te doen. Eind februari werd een wapenstilstand getekend.

F117 Stealth
Toen de Koerden en de sjiïeten in 1991 in opstand kwamen sloeg Saddam die met zijn nog geheel intacte Republikeinse Garde keihard neer. Bloedige vergeldingen volgden in de weken daarop. Twee miljoen Koerden vluchtten naar Turkije en Iran. Na een Veiligheidsraadresolutie stelden Amerikanen en Britten daarop in het noorden een veiligheidszone in waar de Iraakse luchtmacht niet mocht opereren. Saddam Hoessein trok zijn legers terug.
Highway of Death

Sancties, wapeninspecties en misleiding (1991-2002)
De Veiligheidsdraad had Irak in 1991 een aantal sancties en verplichtingen opgelegd. Eén van de verplichtingen was dat Irak VN-inspecteurs van 'Unscom' moest toelaten die Saddams chemische wapenarsenaal en de scuds moesten ontmantelen. Die inspecteurs ontdekten dat Irak over veel grotere voorraden chemische wapens beschikte dan eerder was aangenomen. Ook kwamen ze erachter dat hij op het punt had gestaan een kernbom te ontwikkelen. Tenslotte kwamen ze erachter dat Irak ook over biologische wapens als antrax (miltvuur) beschikte. Dr. A.J.J. ('Koos) Ooms, het Nederlandse lid van Unscom, zei in een interview met NRC Handelsblad dat Irak ook lange afstandsraketten had die met biologische wapens waren geladen. "We hebben zwart-op-wit dat bij de Golfoorlog het bevel al werd gegeven om die raketten op Israël af te vuren, zodra Bagdad met een kernwapen werd aangevallen. Ze waren ook bezig met 2000 km-raketten die Europa konden bereiken. Die moesten van biologische of kernwapens worden voorzien."Bij hun werk werden de inspecteurs voortdurend dwarsgezeten. Alles werd uit de kast gehaald om hen om de tuin te leiden en te intimideren. Tariq Aziz, Saddams belangrijkste propagandakanon, ontkende bijvoorbeeld nadrukkelijk dat Irak biologische wapens had, tot de inspecteurs erachter kwamen dat er weer eens gelogen was. Saddams schoonzoon Kamil Hoessein was in 1995 naar Jordanië gevlucht waar hij tal van details over geheime Iraakse wapenprogramma's onthulde. Hij was zo onverstandig naar Irak terug te keren waar hij en een groot deel van zijn familie direct vermoord werden.In 1998 hadden Amerikanen en Britten er genoeg van. Vier dagen lang werd Irak gebombardeerd ('Operatie Desert Fox'). Unscom mocht daarop van Saddam niet meer terugkomen. Frankrijk en Rusland (beide permanent lid van de Veiligheidsraad) keerden zich nadrukkelijk tegen de Amerikaanse aanpak. Op het propagandafront was Saddam heel actief. Het Iraakse bewind liet westerse journalisten en parlementariërs - ook enkele Nederlandse - naar Bagdad komen waar ze met eigen ogen konden zien hoe de arme Iraakse bevolking te lijden had onder de sancties. Dat de VN een olie voor voedselprogramma had ingesteld en dat de kliek rond Saddam in weelde baadde, werd natuurlijk verzwegen. In augustus 2002 werd een groep journalisten rondgeleid in een fabriek waar volgens Amerikanen en Britten chemische wapens werden gemaakt. Ze kregen maar een klein deel van het immense complex te zien.


Tussen 1998 en 2002 wist Saddam op behendige wijze de verdeeldheid in de Veiligheidsraad uit te buiten. Maar in 2001 werd de Republikein George Bush, zoon van de door Saddam diep verachte oud-president George Bush, president. De nieuwe regering in Washington stond een veel hardere aanpak van Irak voor. De aanslagen van 11 september 2001 door terroristen van bin Ladens al-Qaedanetwerk, sterkten de Amerikaanse regering in de overtuiging dat een fluwelen aanpak bij terreurstaten als Afghanistan en Irak niet echt werkte. Het inzicht begon bij Amerikanen en Britten te dagen dat Saddam zelf weg moest wilde het probleem-Irak echt worden opgelost. Onder zware Amerikaanse en Britse druk en na wekenlange onderhandelingen nam de Veiligheidsraad in november 2002 unaniem een resolutie aan waarin Irak verplicht werd nieuwe VN-inspectieteams toe te laten. Sabotage van de VN-inspecties zou niet meer worden getolereerd.

Irak onder sterke druk
De inspecties begonnen eind november 2002. Irak toonde zich inschikkelijk. De toenemende druk van Britten en Amerikanen leek effect te sorteren. Men besefte kennelijk dat schoffering van de VN-teams direct een Amerikaanse reactie zou uitlokken. Irak zette wel een charme-offensief richting Arabische wereld en Europa in. Op 7 december bood Saddam Hoessein in een TV-boodschap, voorgelezen door zijn minister van Informatie, zijn excuses aan voor de Iraakse invasie van Koeweit twaalf jaar eerder. Hij waarschuwde de Koeweiti's voor de Amerikanen: die "willen u in uw macht krijgen, uw rijkdom stelen en u tot slaaf maken." Maar het was juist Saddam geweest die dit twaalf jaar eerder allemaal zelf had gedaan. In Koeweit werd dan ook schouderophalend gereageerd..


In januari 2003 troffen de inspecteurs lege chemische wapenkoppen voor 122 mm raketten aan. Ook werden in het huis van een Iraakse functionaris 3000 documenten over het Iraakse kernwapenprogramma gevonden. De VN en de IAEA drongen er bij de Iraakse leiding op aan meer opening van zaken te geven. De Iraqi's zegden dit toe, mogelijk onder druk gezet door de Amerikaans-Britse troepenopbouw die in de regio onverminderd doorging. UNMOVIC-chef Hans Blix rapporteerde diverse malen aan de Veiligheidsraad, zijn eerste rapport in januari was vrij kritisch. Volgens Washington zou Irak nog steeds in staat zijn grote hoeveelheden van het biologische wapen antrax en het zenuwgas VX aan te maken. Op 5 februari hield de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell in de Veiligheidsraad een gloedvol betoog over wat Irak volgens hem aan massavernietigingswapens bezat. Hij citeerde onder meer uit een afgeluisterd gesprek waarin een hoge Iraakse officier zijn ondergeschikte opdracht gaf voorraden zenuwgas weg te halen. Eerder had de Britse regering een aantal rapporten gepubliceerd over wat men meende te weten over het Iraakse arsenaal aan massavernietigingswapens. Een van die rapporten werd door president Bush in januari 2003 in zijn State of the Union geciteerd. Volgens dat rapport zou het Iraakse regime hebben geprobeerd uranium uit Niger te betrekken.In januari 2003 probeerden enkele Arabische landen Saddam tevergeefs te bewegen in ballingschap te gaan - in ruil voor immuniteit voor een internationale rechter. De Amerikaanse minister Rumsfeld verklaarde op 19 januari dat hij dit een goed idee vond om de oorlog af te wenden.

In Europa en de Verenigde Staten werden tal van demonstraties tegen de dreigende oorlog tegen Irak gehouden. Die droegen een uitgesproken anti-Amerikaans karakter. Zo werden er Amerikaanse vlaggen verbrand. Ook keerden veel demonstranten - voor het grootste deel Arabische en Noord-Afrikaanse migranten, anti-globalisten en socialisten - zich tegen de politiek van Israël. In Brussel liet een geluidswagen van Abu Jahja's Arabisch-Europese Liga (AEL) de volgende leuzen horen: "Hamas, Jihad, Hezbollah!" en "Bush, Sharon: moordenaar!" De demonstranten benadrukten ook dat er voor olie geen bloed mocht worden vergoten (No blood for oil). Anderen stelden dat dit een veel te simpele voorstelling van zaken is. Voor 11 september leek Bush zich weinig om Irak te bekommeren. Maar na 11 september werd Irak onderdeel van zijn oorlog tegen terreur.

De verdrijving van Saddam Hussein
In de vroege ochtend van de 20ste maart 2003 begon de oorlog met een Amerikaanse luchtaanval op Bagdad. Later die dag staken Amerikaanse en Britse troepen vanuit Koeweit de grens met Irak over. De eerste dagen van de oorlog concentreerden de gevechten zich rond de Iraakse havenstad Umm Qasr waar de Iraakse tegenstand veel feller was dan men had verwacht. Terwijl er in en om Umm Qasr werd gevochten trokken Amerikanen en Britten langs Umm Qasr heen naar Basra, dat door de Britten werd belegerd. Dat beleg duurde veel langer dan verwacht. Er brak in het zuiden geen spontane opstand van sjiïeten tegen Saddam uit. Het duurde tot begin april voor de Britten Basra konden innemen. De Amerikanen trokken langs Basra heen richting Nassiriya en Najaf waar eveneens zwaar gevochten werd. Zandstormen zorgden voor enige vertraging. Niettemin verliep de opmars opvallend snel, maar de flanken bleken kwetsbaar voor kleinschalige Iraakse tegenaanvallen. Op 28 maart naderden de Amerikanen Kerbala, ongeveer 150 km ten zuiden van Bagdad. Om de druk op te voeren openden de Amerikanen een tweede front in het Koerdische gebied in het noorden. Parachutisten landden in Arbil. Op 29 maart bevonden de Amerikanen zich nog op zo'n 80 km van Bagdad. De ring die de Iraakse Republikeinse Garde rond Bagdad had gevormd werd zwaar onder vuur genomen - ook vanuit de lucht - en bezweek al snel. Intussen gingen de bombardementen op Bagdad onverminderd door. Op 2 april stak een tweede Amerikaanse invasiemacht bij het stadje al-Kut de rivier de Tigris over. Bagdad werd langzaam maar zeker in de tang genomen. Op 3 april viel het vliegveld in handen van de coalitietroepen - Saddam International Airport werd daarop omgedoopt tot Bagdad International Airport. Intussen marcheerden de Koerden en hun Amerikaanse bondgenoten in het noorden op in de richting van de steden Mosul en Kirkuk die daar nog in handen van het regime waren. Het lot van het regime was echter bezegeld - alle optimistische geluiden van Saddams minister van Informatie Mohammed al-Sahaf ten spijt ("De Amerikanen zullen verbranden in hun tanks"). Maar deze geloofde zelf niet meer in wat hij zei. Op 4 april riep Saddam via de televisie opnieuw op tot verzet. Het was niet duidelijk wanneer die beelden waren opgenomen. Even later toonde de Iraakse TV beelden van 'Saddam' die een woonwijk bezocht. Maar het was één van de vele dubbelgangers die het regime regelmatig inzette. De echte Saddam was - samen met zijn beide zoons Uday en Qusay - al uit Bagdad weggevlucht naar zijn geboortestreek Tikrit en vandaar zou hij elders weten onder te duiken - mogelijk zelfs in een ander land. Op 7 april hadden de Amerikanen een presidentieel paleis in Bagdad in handen. De voorspelde man-tegen-man gevechten in de straten van Bagdad bleven uit. Op 9 april probeerde een joelende menigte op het centrale al-Fardusplein in Bagdad een groot standbeeld van Saddam Hussein omver te werpen. Dit lukte pas nadat Amerikaans militair materieel een handje had geholpen. De beelden van het moment waarop Saddam van zijn sokkel viel, werden over de gehele wereld uitgezonden. In het Witte Huis was ook president Bush aan de buis gekluisterd. Maar de oorlog was nog niet voorbij.