woensdag, februari 1

Acht VN-blauwhelmen uit Guatemala zijn de laatste slachtoffers van het geweld in Oost-Congo. Dagelijks overlijden duizenden burgers. De oorzaken van de misère zijn complex.

Sinds de start van VN-vredesmissie Monuc in Congo in 1999 zijn er nu al 28 doden gevallen in eigen gelederen, de laatste acht eergisteren in nationaal park Garamba. Dat trieste aantal valt in het niet bij de burgerslachtoffers. Het Britse medische tijdschrift The Lancet meldde deze maand dat ’s werelds dodelijkste humanitaire ramp zich in het verwoeste Congo afspeelt. Sinds 1998 zijn bijna vier miljoen mensen omgekomen als indirect gevolg van oorlog, vaker door ziekte dan geweld. Hoewel in 2002 een einde kwam aan het conflict, sterven er nog maandelijks 38000 mensen, door instabiliteit, instorting van de gezondheidszorg en ontoereikende hulp vanuit het buitenland, aldus The Lancet.


Een van de gevaarlijkste regio’s in Congo is het noord-oosten. Hier hebben jarenlang legers van Rwanda en Oeganda huisgehouden. In 1998 waren zij het land binnengevallen om de nieuwe machthebber Kabila te verdrijven. Maar de door Nederland financieel gesteunde buurlanden weigerden later te vertrekken, vanwege de hoge opbrengsten uit bijvoorbeeld diamant- en goudmijnen. Zij bewapenden lokale milities en zetten diverse volken tegen elkaar op, zoals de Hema en de Lendu.

Door een overvloed aan ’kleine wapens’ in de regio werden conflicten grootschaliger en dodelijker. Een Britse parlementaire missie pleitte er in 2004 al voor dat Monuc die wapenstroom moet proberen te beheersen, om het wapenembargo inhoud te geven. Grof geweld is in noordoost-Congo verheven tot norm; vrouwen overlijden er opvallend vaak na een verkrachting omdat daders ook stokken en geweren voor penetratie gebruiken.

Daarnaast is het moeilijk een helder overzicht te krijgen van de strijdende partijen. In oktober zond de regering in Kinshasa honderden militairen naar het oosten om (op verzoek van Oeganda) de terroristen van de Oegandese LRA, het Verzetsleger van de Heer, te bestrijden. In december 2004 viel Rwanda Congo weer binnen, ditmaal omdat zich in de grensstreek nog 10000 Interahamwe, uit Rwanda verdreven Hutu-massamoordenaars, bevonden. Dan zijn er nog de volksmilities.


Agressie komt ook van afsplitsingen van het nieuwe Congolese leger. Deze deserteurs vinden het soms profijtelijker voor zichzelf te beginnen, soms worden zij nog door Rwanda onderhouden. Bij al deze gevechten slaan steeds grote groepen burgers op de vlucht. Deze week kwamen 20000 Congolezen aan in het stadje Kisoro in Oeganda na gevechten tussen VN-troepen en mannen van de gedeserteerde regeringssoldaat Laurent Nkunda.

De ontoegankelijkheid van het gebied is een ander probleem voor Monuc. Zo waren de Guatemalteken tien dagen geleden per VN-helikopter gedropt om het LRA te bestrijden. Zo’n 400 LRA-strijders zouden daar sinds het najaar verblijven nadat zij verjaagd waren tijdens een offensief vanuit de buurlanden Soedan en Oeganda. Een grote hulp bij het opsporen van groepen strijders zal zijn dat Nederland hoogwaardige afluister- en detectie-apparatuur beschikbaar stelt aan Monuc. Om de apparatuur is al meer dan een jaar gevraagd door de (Nederlandse) Monuc-commandant Cammaert.

Amnesty over Ruanda Soldaten gaan dood.