woensdag, juni 21

Zodra in de VS optimisme over Irak ontluikt, komt er een gruweldaad die dat de kop indrukt. De moord op twee ontvoerde Amerikaanse soldaten is het jongste voorbeeld. Door onze correspondent Tom-Jan Meeus
Washington, 21 juni. En toen was daar opnieuw een rampbericht uit Irak. Twee soldaten ontvoerd, gemarteld, beestachtig vermoord. Amerika reageert allang niet meer geschokt op zulk nieuws. Het reageert verdoofd, verdwaasd, murw.


Er zit systeem in – telkens als optimisme over betere tijden in Irak ontluikt, wordt het de kop ingedrukt door gruweldaden waarvan Amerikanen het slachtoffer worden. En zo begint ‘Irak’ een onontwarbare knoop te worden. De politiek weet de oplossing niet, de twee grote partijen leggen het probleem daarom op elkaars bordje. De bevolking weet de oplossing wel – terugtrekken, niet meteen, maar wel zo gauw mogelijk – maar ziet zich nauwelijks vertegenwoordigd in de politiek. De media tobben met de eeuwige herhaling – is slecht nieuws uit Irak eigenlijk nog nieuws?

Wel degelijk was de afgelopen week de hoop op een ommezwaai nog opgeflakkerd. De dood van terroristenleider Zarqawi bij een Amerikaanse luchtaanval domineerde dagen de nieuwsbulletins en het debat. De waardering voor de president steeg voor het eerst in maanden weer eens een paar puntjes. Vooral president Bush’ mededeling dat Zarqawi was gepakt op basis van een Iraakse tip aan de Amerikaanse inlichtingendiensten versterkte het idee dat de kansen werkelijk nog kunnen keren in Irak.

En dat idee was dit weekeinde nog steeds niet weg. Seize the day, pluk de dag, schrijft de conservatieve Weekly Standard deze week. Met verhoogde militaire inzet, en zo nodig optreden, is nu het moment gekomen om een werkelijk veilig Irak af te dwingen, aldus commentator Frederick Kagan. In het Witte Huis leefden vorige week dezelfde ideeën. Nadat president Bush vorige week bij verrassing naar Bagdad vloog voor een ontmoeting met de Iraakse premier Malaki – ook zeer uitvoerig verslagen – zei hij dat de autoriteiten nu werkelijk greep op de veiligheidssituatie moeten krijgen.
De Republikeinen slaagden er vorige week ook in om het nieuws over de 2.500ste dode Amerikaanse militair in Irak weg te drukken. Op de dag van de bekendmaking dwongen ze een debat in het Huis van Afgevaardigden af waarin ze met hernieuwd zelfvertrouwen de Democraten de maat namen. In een resolutie werden de oorlogen in Irak en tegen terreur aan elkaar gekoppeld.

Democraten werden zo in een no win-positie gedwongen: de oorlog tegen terreur is nog redelijk populair, die in Irak niet. Wie tegen de resolutie stemde, liep gevaar te worden uitgemaakt voor terroristenvriend. Een groter risico kan een politicus nauwelijks lopen. Het gevolg was dat het Huis met grote meerderheid voor de voortgang van de oorlog in Irak stemde. En dat vonden de Republikeinen prachtig, vorige week althans.

Gisteren was al dat optimisme weer weg. Het gevoel van onmacht over de afslachting werd het best in beeld gebracht door Bill O’Reilly, presentator van het conservatieve FoxNews Channel. Irak is alleen nog te redden als er een staat van beleg wordt afgekondigd. „Eerst schieten, daarna vragen stellen”, zei O’Reilly. Voor de terroristen die de soldaten afslachtten bestaat maar één oplossing: „Ophangen.” O’Reilly heeft het best bekeken nieuwsprogramma van de VS en beschikt over goede banden met het Witte Huis: Tony Snow, de woordvoerder van Bush, was tot voor kort zijn vaste invaller.

Een georganiseerd tegengeluid ontbreekt. De voortekenen wezen er gisteren op dat de Democraten vandaag opnieuw hun verdeeldheid over ‘Irak’ zouden etaleren. Maanden al probeert de partijleiding met het oog op de Congresverkiezingen later dit jaar iedereen op één lijn te krijgen. Lukt niet. De belangrijkste dissident is de man die het twee jaar terug opnam tegen Bush, John Kerry. De partij hoopt op een compromis: terugtrekking zonder deadline. Maar Kerry wil wel een datum: juli volgend jaar. Het is voor hem een aantrekkelijke positie – de enige belangrijke Democraat die de wens van het volk overneemt – maar voor zijn partij is het minder: het belet georganiseerde oppositie tegen het Witte Huis.

Intussen werden de eerste feiten van de afgeslachte soldaten bekend. Kristian Menchaca (23) uit Texas, zo vertelden familieleden diverse media, was nog vorige maand even thuis geweest. Hij was totaal veranderd. Hij rookte nooit en nu was hij een kettingroker. Hij sliep slecht. Hij was gespannen. Een tante zei: „Hij was bang om terug te gaan.”