woensdag, augustus 30

AMSTERDAM - Bewijsmateriaal in de Deventer moordzaak is waardeloos geworden, omdat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) er slordig en onprofessioneel mee is omgegaan. Het NFI heeft een eigen richtlijn voor DNA-onderzoek overschreden. Dat zegt Geert-Jan Knoops, de advocaat van de man die is veroordeeld voor de moord. Knoops heeft de Hoge Raad gevraagd de zaak te heropenen. Aanleiding voor zijn nieuwe herzieningsverzoek is een serie foto�s van de blouse van Jacqueline Wittenberg, die in 1999 in Deventer is vermoord. Op deze blouse is DNA gevonden van haar financieel adviseur, Ernest Louwes. Uit de foto�s, die in 2003 zijn gemaakt, blijkt volgens de advocaat dat het NFI zich niet hield aan een richtlijn die besmetting van bewijsmateriaal moet voorkomen. Na die tijd is nog cruciaal DNA-onderzoek gedaan.
Op de blouse zitten biologische contactsporen van Louwes. Dit zijn sporen, zoals huidcellen, die minder duidelijke DNA-profielen opleveren dan bloed of sperma. De kans op besmetting van de profielen is groot. Daarom moet er voorzichtig mee worden omgegaan.
Knoops wijst op een NFI-notitie over contactsporen, uit 2005. Daarin wordt een forensisch-technische (FT) norm genoemd, waarin staat: �Kledingstukken mogen niet op etalagepoppen worden aangebracht (bijvoorbeeld om foto�s te maken)�.
Toch is dat precies wat er is gebeurd. De blouse is op een etalagepop gehangen en binnenstebuiten gekeerd. Op de grond, naast de blouse, staan een stuk hout en een tas. Er ligt ook wat rommel; dingen die te klein zijn om te herkennen.
�Dit is in strijd met de norm�, aldus Knoops, en dus valt de kern van het bewijs weg. �Het hof in Den Bosch heeft Louwes veroordeeld omdat verondersteld werd dat zijn DNA op de blouse is gekomen tijdens de moord. Andere verklaringen, zoals contaminatie (besmetting) van de blouse vond men volstrekt onaannemelijk. Dat is niet langer vol te houden.�
Het NFI wil niet in detail op de zaak ingaan. Het instituut stelt dat de norm waar Knoops naar verwijst alleen van toepassing is op onderzoek door de politie. �De gedachte dat een FT-norm geldt als norm voor het werk in een laboratorium is een misvatting.� Verder stelt het NFI dat het werkt volgens strenge kwaliteitsnormen.
�Deze verklaring is bizar�, zegt Knoops. �Waarom zouden voor het NFI minder strenge normen gelden dan voor de politie? Waarom laten ze vreemde voorwerpen liggen in een onderzoeksruimte? Dat is niet uit te leggen.�