zondag, november 19

'Mannen, jullie hebben je briefje, met adressen van joden die moeten worden opgehaald. Wie de zaak saboteert, spot met de eigen veiligheid.' De woorden van een inspecteur aan zijn Amsterdamse manschappen, gedaan in 1942, liegen er niet om. De Amsterdamse politie viel sinds de Duitse bezetting indirect onder Duits gezag, en was erg meegaand. Politiediensten kwamen amper in verzet tegen Duitse maatregelen.

In 1941 besloot de nazi-top in Berlijn de joden in heel bezet Europa uit te roeien in concentratiekampen. Daarvoor moesten zij eerst worden verzameld en getransporteerd naar kampen in Polen en Duitsland. In Amsterdam, waar de meeste Nederlandse joden woonden, werd in 1942 de politie ingeschakeld bij het van huis ophalen van joden. Daarna werden zij door de Gemeentetram en de Nederlandse Spoorwegen verder naar kamp Westerbork gebracht. Zo verdwenen per week wel 4500 joden uit Amsterdam. Dat de joden in de kampen werden vermoord hielden de Duitsers verborgen. Zij werden zogenaamd opgeroepen voor 'arbeidsdienst'.

Hoewel vrijwel het gehele Amsterdamse korps aan de acties meedeed ging het niet van harte. Een anonieme agent schreef een klacht aan de politietop: 'Het meewerken aan het deporteren van joden is voor ons zeer bezwarend, maar nu we al enige avonden zelfs oude, zwakke en ongelukkige mannen en vrouwen uit hun huizen halen, wordt het ons te erg. Moeders met kleine kindertjes moeten we in de nacht meenemen. We doen het, maar vraag niet hoe.