dinsdag, maart 6

Killer player

The Killers willen de beste en belangrijkste band ter wereld zijn. De new romantics glamsynthpop van debuutalbum Hot Fuss helpt deze ambitie in september 2004 op weg. Al klinkt de plaat Britser dan Brits, de synthesizeropsmuk brengt de kitsch van het neonverlichte Las Vegas vol casino’s dichtbij.

Deze spagaat legt The Killers geen windeieren; ze gelden met een paar spetterende hits als dansvloerlievelingen. Ook Bono is in zijn nopjes, vraagt de band als voorprogramma en dus verruilen The Killers zalen van een paar honderd man voor afgeladen stadions. Overtreffende trappen zijn Glastonbury en de miljoenen aan kijkbuispubliek tijdens Live8.

Kent Hot Fuss bij vlagen megalomane trekken, het album stoeit met ironie en The Killers lijken zichzelf niet al te serieus te nemen. Twee jaar later windt Sam’s Town er geen doekjes meer om: The Killers zetten voluit in op groot geluid en groots gebaar. Gitaren spelen de hoofdrol; gelaagd als in de wall of sound van The Smashing Pumpkins (zanger Brandon Flowers is een groot fan, en gapt de openingsroffel daarom van de Siamese Dream-aftrap?) of melodieus en sprankelend als bij The Cars.

The Killers willen zo graag de beste en belangrijkste band zijn dat ze zichzelf onderweg vreselijk serieus zijn gaan nemen. Glimmende en glanzende discodeunen met een randje eyeliner hebben plaats gemaakt voor pretentieus gezwollen werk. Matt Bellamy-uithalen (‘Bones’), quasi-gepassioneerde Bonocroons en onvervalste U2-rock laten het pompeuze vat van Sam’s Town hol galmen: de MySpace-generatie heeft zijn eigen Meat Loaf gevonden en die vond ik best leuk indertijd.

Mirror, klik